Vraag
Een kerk in onze gemeente dreigde te worden gesloopt. Een aantal bewoners is toen in actie gekomen en heeft de kerk gekocht. Deze personen hebben vervolgens een stichting opgericht.
Teneinde het onderhoud van de kerk te kunnen bekostigen verhuurt de stichting ruimten in de kerk aan allerlei verenigingen. Maximaal 12 x per jaar vinden er ook besloten feesten van persoonlijke aard plaats.
De stichting verstrekt uitsluitend koffie en thee. De huurders verzorgen zelf de hapjes en drankjes.
Artikel 25 DHW, stelt dat, voor zover er geen sprake is van een rechtmatige uitoefening van het horecabedrijf, in een voor publiek toegankelijke ruimte, geen alcoholische dranken aanwezig mogen zijn, of worden genuttigd.
Speelt het feit dat het gaat om besloten aangelegenheden hierbij nog een rol? Is er dan wel sprake van voor publiek toegankelijke ruimte?
Antwoord
De vraag waar het om draait is of hier sprake is van beslotenheid zoals dat is bedoeld in artikel 25 van de Drank- en Horecawet.
In een vandaag de dag nog steeds belangwekkende uitspraak van de toenmalige Afdeling Rechtspraak van de Raad van State (AB 1987/113) van 14 augustus 1986 is daar een duidelijk kader voor gegeven.
Het ging in daarbij om een persoon die zijn inpandige stal die hij tot 1972 ten behoeve van zijn landbouwbedrijf gebruikte, had verbouwd tot een ruimte welke geschikt werd voor het houden van feesten en gezellige bijeenkomsten en ook voor dat gebruik door hem werd verhuurd. Ten aanzien van het al dan niet bestaan van het openbare karakter is toen het volgende gesteld door de Afdeling.
Gelet op deze omstandigheden was de Afdeling van oordeel dat de feitelijke exploitatie te dezen op zodanige wijze werd gevoerd dat, bezien in het licht van doel en strekking van de Drank- en Horecawet, niet meer van een besloten inrichting kon worden gesproken.
De vraag of sprake is van beslotenheid in de voorgelegde casus zal alsdan moeten worden beantwoord aan de hand van bovenstaande criteria.
Alhoewel wij slechts over die informatie beschikken zoals omschreven in de vraag, lijkt het bij deze vorm van zaalverhuur niet te gaan om een ruimte met een besloten karakter en geldt het bepaalde in artikel 25 Drank- en Horecawet. Dat betekent dat in die voor het publiek toegankelijke ruimten geen alcoholhoudende dranken aanwezig mogen zijn (artikel 25, lid 1 onder a DHW) en ook niet mogen worden genuttigd (artikel 25, lid 2 DHW).