zoeken

Aanpassing Bouwbesluit 2017 per 1 juli 2017 aan Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

Met ingang van 1 juli 2017 (zie Besluit van 13 juni 2017)  is het nieuwe artikel 1.15a
(Drank- en horeca-inrichting)  toegevoegd aan het Bouwbesluit 2012.

Met het nieuwe artikel 1.15a, ingevoegd bij Stb. 2017, 268, is zeker gesteld dat voor zover op grond van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet (Besluit DHW) een voorschrift geldt dat strenger is dan een bij of krachtens het Bouwbesluit 2012 gesteld voorschrift, uitsluitend dat voorschrift op grond van het Besluit DHW van toepassing is.

Hiermee wordt voorkomen dat een horeca-exploitant die aan het Bouwbesluit 2012 heeft voldaan tot de conclusie kan komen dat hij daarmee niet aan de soortgelijke maar dan zwaardere voorschriften op grond van het Besluit DHW heeft voldaan.

Deze zwaardere voorschriften hebben vooral betrekking op ventilatie, plafondhoogtes en sanitair. Dit nieuwe artikel geldt zowel voor nieuwbouw als voor verbouw. In samenhang met het nieuwe artikel 1.15a dat de rangorde regelt bij samenloop, zijn een aantal voorschriften in het Bouwbesluit 2012 voortaan niet meer aangestuurd voor de zogenoemde bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik.

Artikel 4.10 Bouwbesluit 2012, dat betrekking had op de bereikbaarheid van toiletten (nieuwbouw) dat alleen was aangestuurd voor de bijeenkomstfunctie voor alcoholgebruik, is vervallen. Tabel 4.8 is overeenkomstig aangepast. Artikel 4.15 dat hetzelfde voorschrift voor bestaande bouw regelde is eveneens vervallen. Tabel 4.13 is eveneens aangepast.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

NIEUW: Uitgeverij voor bijzondere wetten

Frank Joosten schrijft al jaren vele praktische handboeken op het vakgebied van bijzondere wetgeving. Vanaf 1 juli 2017 worden alle (nieuwe) boeken van Frank Joosten uitgegeven door de:

Uitgeverij voor bijzondere wetten, herkenbaar aan het volgende logo:

 

 

 

 

Klik hier voor meer info over (het bestellen van) deze nieuwe handboeken.

 

 

 

Serie Bijzondere Wetgeving is vanaf 20 juni 2017 niet langer verkrijgbaar.

 

 

 

 

 

Frank Joosten heeft in het jaar 2014/2015 de serie Bijzondere Wetgeving geschreven. Inmiddels is deze serie alweer een paar jaar oud en aldus ook toe aan vernieuwing.

Omdat, zo gaven vele lezers/gebruikers van de boeken aan, de onderwerpen in de serie over teveel verschillende delen waren verspreid, is heden gekozen voor een nieuwe opzet. Hieronder vindt u de nieuwe opzet van de boeken en de daarin beschreven onderwerpen.

De nieuwe boeken worden overigens uitgegeven door het nieuwe bedrijf van Frank Joosten:

Uitgeverij voor bijzondere wetten.

 

Handboek Drank- en Horecawet – voor toezichthouders (verkrijgbaar vanaf 1 juli 2017)

Dit boek kan niet alleen worden gebruikt als lesboek voor de opleiding Toezichthouder Drank- en Horecawet, maar biedt toezichthouders die al in de praktijk werkzaam zijn ook een handig en praktisch geschreven naslagwerk.

Boek Oefenexamen Wetskennis Drank- en Horecawet (reeds verkrijgbaar)

In dit boekje staan maar liefst 254 theorievragen en antwoorden over de toepassing van de Drank- en Horecawet. Dit boekje wordt met name gebruikt als training voor het examen Wetskennis Drank- en Horecawet zoals dat moet worden afgelegd door de aankomend toezichthouders Drank- en Horecawet.

Handboek Drank- en Horecawet – processtappen (verkrijgbaar vanaf 1 augustus 2017)

In dit boek wordt een gedetailleerde toelichting gegeven op de be- en afhandeling van drank- en horecavergunningen voor commerciële horecabedrijven, paracommerciële rechtspersonen en slijtersbedrijven. Voorts wordt het proces beschreven van het wijzigen van een vergunning (artikel 30 DHw) en het melden van een nieuwe leidinggevende (artikel 30a DHw). Tevens wordt een beschrijving gegeven van de be- en afhandeling van een artikel 35-ontheffing. Het boek kent veel handige en praktische bijlagen.

Dit boek is zeer geschikt voor medewerkers die voor het eerst vergunningsaanvragen, meldingen, wijzigingen en ontheffingen moeten be- en afhandelen.

In het najaar van 2017 wordt in dit kader ook een nieuwe training verzorgd door de Academie voor bijzondere wetten die aansluit bij de inhoud van dit boek.

Handboek Drank- en Horecawet – tekst en uitleg (verkrijgbaar vanaf 15 oktober 2017)

Dit boek is met name bedoeld voor handhavingsjuristen, vergunning- en beleidsmedewerkers. In dit boek wordt de Drank- en Horecawet artikelsgewijs en gedetailleerd behandeld, verwijzend naar vele jurisprudentie, handige praktijkvoorbeelden, schema’s en afbeeldingen.

Handboek Horecarecht – in theorie en praktijk (verkrijgbaar vanaf 1 oktober 2017)

In dit boek komen de navolgende onderwerpen aan bod: Algemeen juridische aspecten, Drank- en Horecawet, Wet op de kansspelen, horeca-exploitatievergunningen, terrassen, coffeeshops, Wet Bibob, pop-up-stores, geluidsaspecten in horecabedrijven, collectieve en incidentele festiviteiten, nachtregisters, alcoholverboden.  Kortom, alles dat u moet weten over de praktische toepassing van het horecarecht, handig samengebracht in één handboek.

Het boek zal weer vele praktische handvatten voor de integrale toepassing van diverse bijzondere wetten in de dagelijkse praktijk bevatten en is dan ook een absolute aanrader voor iedereen die dagelijks werkzaam is in dit vakgebied.

Handboek evenementen

In het voorjaar 2018 wordt een nieuw Handboek evenementen uitgebracht. Dit handboek is een volledig geactualiseerde versie van de huidige uitgave, met weer vele praktische handreikingen, tips en trucs.

Handboek APV en Bijzondere Wetten

Tevens wordt in het voorjaar 2018 het nieuwe Handboek APV en Bijzondere Wetten uitgebracht. Ook deze versie bevat een combinatie van onderwerpen die in de huidige serie in verschillende delen zijn opgenomen, aldus nu gegroepeerd in één handig boek. U vindt in dit handboek de navolgende onderwerpen: schaarse vergunningen, standplaatsen, uitstallingen, venten, collecteren, sampling, plakken en kladden, demonstraties, noodbevelen, noodverordening, samenscholing, houden van  hinderlijke en gevaarlijke dieren, Winkeltijdenwet.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Informatiebijeenkomst Bijzondere Wetten – dinsdag 23 mei 2017 te Utrecht

Op dinsdag 23 mei 2017 vindt in Utrecht, locatie Domstad, Koningsbergerstraat 9, de 20e Informatiebijeenkomst Bijzondere Wetten plaats.Graag verwelkomen wij u weer tijdens deze bijeenkomst.

Voor meer informatie over het programma en de mogelijkheid tot aanmelden, klikt u hier.

 

 

 

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Burgemeester Sint Anthonis mag van de rechtbank Oost-Brabant niet optreden tegen het schenken van alcohol in een café

De burgemeester van de gemeente Sint Anthonis mag tijdens de carnaval niet optreden tegen het schenken van alcohol in een café in Stevensbeek. Dit besliste de rechtbank Oost-Brabant vandaag.

De eigenaar van het café vroeg in juli vorig jaar een vergunning aan voor zijn horecabedrijf. De burgemeester besloot vrijdag 24 februari 2017 om die vergunning te weigeren. Zij legde de eigenaar bovendien een last onder dwangsom op die inhoudt dat vanaf zaterdag 25 februari om 12.00 uur (dus tijdens carnaval) geen alcohol meer in het café aanwezig mag zijn. De caféeigenaar was het daarmee oneens en verzocht de rechtbank vandaag daarom een voorlopige voorziening te treffen.

De partijen kwamen vervolgens in een spoedzitting bijeen. Volgens de burgemeester voldeed 99de eigenaar kort gezegd niet aan de eisen die de Drank- en Horecawet stelt. Dit stelt zij op basis van een advies van het Landelijk Bureau Bibob, dat de integriteit van de eigenaar heeft beoordeeld. De eigenaar vindt onder meer dat de burgemeester een onjuiste en onzorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Ook voert hij aan dat hij veel inkomsten misloopt en dat het café de enige horecagelegenheid in Stevensbeek is en daarom tijdens dit volksfeest in de gemeenschap een centrale rol vervult. Daarom zou hij in elk geval tijdens carnaval alcohol moeten kunnen schenken.

De rechter oordeelde op 24 februari jl.  dat de burgemeester de last onder dwangsom niet had mogen opleggen zonder deze van tevoren aan te kondigen. Dat het café een centrale rol in de gemeenschap zou vervullen, is daarbij niet van belang. Bij de uitspraak herinnerde de rechter er wel aan dat de burgemeester weliswaar niet bestuursrechtelijk mag optreden, maar dat neemt niet weg dat er strafrechtelijk kan worden opgetreden tegen het schenken van alcohol….

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

MOTIE VOORDEWIND C.S. – EINDE AAN GEDOGEN “BLURRING”

Ook de door Tweede Kamerlid de heer Joël Voordewind (ChristenUnie) ingediende motie heeft een Kamermeerderheid behaald. Deze motie is medeondertekend door de Tweede Kamerleden Hanke Bruins Slot (CDA) en Marith Volp (PvdA).

Instemming met deze motie betekent dat een Kamermeerderheid wenst dat de staatssecretaris van VWS, Martin van Rijn, schriftelijk en op korte termijn, aan de Nederlandse gemeenten communiceert dat de honderden ondernemers die op initiatief van de VNG, in het kader van de pilot “Mengvormen detailhandel/horeca”, alcoholhoudende dranken schenken en verkopen dit doen in strijd met de artikelen 12, 14 en 18 van de Drank- en Horecawet, dat het gedogen van deze mengvormen van retail en horeca aldus in strijd is met de Drank- en Horecawet en dat hierop dient te worden gehandhaafd.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Stemmingen in Tweede Kamer over moties ingediend bij het VAO Alcohol- en Tabaksbeleid

In de plenaire vergadering van de Tweede Kamer van 23 februari jl. is gestemd over de indiende moties bij het VAO Alcohol- en Tabaksbeleid. Hieronder worden de aangenomen moties nader toegelicht.

Aangenomen motie Volp / Van der Staaij:

Omdat tal van studies hebben aangetoond dat het drinkgedrag van vooral jongeren wordt gestimuleerd door alcoholreclame en dat zelfregulering van alcoholreclame onvoldoende beschermend werkt, dat jongeren in de risicogroep 12–17-jarigen, ondanks het verbod op radio en tv-reclame tussen 6.00 uur en 21.00 uur, nog steeds bereikt worden met alcoholreclame, onder meer via social media wordt de regering verzocht na te gaan welke landen in Europa vergaande maatregelen met betrekking tot alcoholreclame hebben ingevoerd, onder meer aangaande sponsoring door alcoholproducenten, en wat de effecten daarvan zijn geweest, met name op het drinkgedrag van jongeren, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

Aangenomen motie Voordewind:

Het ontmoedigen van overmatige alcoholconsumptie dient een belangrijk onderdeel te zijn van het alcoholpreventiebeleid. Daarom wordt de regering verzocht financiële ondersteuning ter beschikking te stellen uit het Nationaal Preventie Programma ten behoeve van IkPas, voor het initiatief voor tijdelijk geen alcohol drinken, en ten behoeve van STAP ten behoeve van het monitoren van de alcoholmarketing in Nederland op de wijze waarop het instituut dat in opdracht van de overheid gedurende de periode 2003–2013 heeft gedaan.

Aangenomen motie Volp:

Het Tweede Kamerlid mevrouw Volp stelt dat op basis van de Drank- en Horecawet verplicht een medewerker in een horecabedrijf of op een evenement aanwezig moet zijn die in het bezit is van de Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne wanneer alcoholhoudende dranken worden geschonken. Uit onderzoek van de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Rotterdam blijkt dat wordt doorgeschonken aan klanten die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren. Het lijkt erop dat het diploma sociale hygiëne niet lijkt bij te dragen aan het op verantwoorde wijze schenken van alcohol. Zij is van mening dat nu het diploma sociale hygiëne steeds vaker verplicht wordt gesteld, er sprake moet zijn van een effectief middel om op verantwoorde wijze alcohol te schenken en te verkopen. Daarom verzoekt zij de regering onderzoek te doen naar de effectiviteit van de Verklaring van kennis en inzicht sociale hygiëne in de praktijk en daarbij te kijken naar de inhoudelijke eisen die worden gesteld aan de verklaring.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Verbod op straatintimidatie in APV van Amsterdam

De gemeenteraad heeft woensdagmiddag ingestemd met een voorstel om een verbod op straatintimidatie op te nemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) waarmee dergelijk gedrag strafbaar wordt gesteld. Daarmee is Amsterdam de eerste gemeente in Nederland die zo’n verbod invoert.

Het gevolg van opname in de APV is dat tegen overtreders van deze bepaling geen aangifte meer hoeft te worden gedaan bij de politie. Handhavers kunnen direct een boete opleggen.

Klik hier voor meer informatie.

Juridisch houdbaar?

De vraag rijst of deze bepaling in juridische zin houdbaar is.  Zal deze bepaling niet eenzelfde lot zijn beschoren als de eerder door de Kroon wegens strijd met art. 7, lid 3, Grondwet vernietigde verboden om te vloeken, ruwe taal of onzedelijke taal te bezigen of te vloeken in door christelijke partijen gedomineerde gemeenten? (Zie  KB 05-06-1986, Stb. 1986, 337 Vloekverbod Ermelo)? De regel lijkt volstrekt duidelijk: een gemeenteraad kan geen inhoudelijke beperkingen stellen aan uitingen.

Lees hier voor meer informatie over de juridische houdbaarheid.

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

VRAAG: Inrichtingseisen horecabedrijf – toiletten

Wij ontvingen van een gemeente de volgende vraag.

Vraag

Wij hebben een vraag over de inrichtingseisen van een horecabedrijf.

In het Besluit eisen inrichtingen DHw staat vermeld dat er twee volledig van elkaar afgescheiden toiletgelegenheden aanwezig moeten zijn in de onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit.

Nu is de bestaande situatie zo dat er 4 wc’s naast elkaar zijn gesitueerd. In elke wc is alleen wc-pot aanwezig en geen voorziening voor water. De 4 wc’s bevinden zich in een afgesloten ruimte (zie bijgevoegde situatietekening). In deze ruimte is wel een watervoorziening aanwezig.

Nu vragen wij ons af of de wc’s voor de mannen en dames van elkaar afgesloten moeten zijn? En is het ook al voldoende als er in elke wc een wasbak wordt gemaakt?

Tevens heeft deze locatie ook nog een toiletgelegenheid die ongeveer 50 tot 100 meter van de horecagelegenheid bevindt. Nu staat erin het artikel alleen onmiddellijke nabijheid van een horecalokaliteit. Hoeveel meter spreken wij hier dan over?

Hopelijk kunnen jullie deze vragen beantwoorden.

Antwoord

Gekeken naar de situatietekening, zien we slechts 1 toiletgelegenheid waarin 4 toiletruimten zijn gevestigd.

Daarmee wordt niet voldaan aan het vereiste van artikel 7, lid 1 van het Besluit eisen inrichtingen DHw.

Er moeten nl. minstens 2 volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden aanwezig zijn.

De toiletgelegenheid die er nu is, aldus met 4 toiletruimten, voldoet wel aan het vereiste van de aanwezigheid van een of meer behoorlijke voorzieningen om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen.

Het is voorts geen wettelijk vereiste dat er een gescheiden heren- en damestoiletgelegenheid wordt gemaakt, maar zoals gezegd moeten er wel twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden zijn. In de praktijk zie je vaak een aparte heren- en een aparte damenstoiletgelegenheid.

Kortom, de situatie zoals op tekening aangegeven voldoet niet aan het vereiste van artikel 7 van het Besluit eisen inrichtingen DHw. Daarmee wordt niet voldaan aan het vereiste van artikel 10 van de Drank- en Horecawet en daarmee ontstaat de weigeringsgrond van artikel 27, lid 1 aanhef onder a van de Drank- en Horecawet.

Als hiervoor in het verleden toch een drank- en horecavergunning is afgegeven, dan heeft die vergunning, voor zover deze nog rechtsgeldig is, inmiddels formele rechtskracht gekregen en is deze vergunning in rechte onaantastbaar. Dat geldt niet voor een nieuwe ondernemer, die moet gewoonweg voldoen aan de wettelijke eisen.

Oplossing

Wanneer de ondernemer een tussenwand plaatst tussen toilet 2 en 3 en de kast verwijdert, ontstaan er twee volledig van elkaar gescheiden toiletgelegenheden met eigen toegang.

Als deze nieuw gecreëerde toiletgelegenheid ook een eigen voorziening heeft om de handen met stromend deugdelijk drinkwater te kunnen wassen, wordt daarmee voldaan aan het vereiste van artikel 7 van het genoemde Besluit. De scheidingswand moet uiteraard wel voldoen aan de vereisten uit het Bouwbesluit 2012, zeker voor wat betreft de brandvertragendheid, dus e.e.a. wel even kortsluiten met Bouwtoezicht en Brandweer.

Onmiddellijke nabijheid toiletten

Met betrekking tot de toilet die 50 tot 100 verderop is gelegen het volgende.

De toilet moeten inderdaad in de onmiddellijke nabijheid van het horecabedrijf zijn gelegen. Maar wat is nu de “onmiddellijke nabijheid”? Het is aldus een vereiste dat de toiletten zonder omwegen of oponthoud op een kleine afstand van de horecalokaliteit gelegen moeten zijn. Om te beoordelen of toiletten zich in de onmiddellijke nabijheid van de horecalokaliteit bevinden, moet niet alleen naar de te overbruggen afstand worden gekeken maar moet ook de ligging van de toiletten en de weg er naar toe worden meegewogen. Voor elke situatie moeten dan ook al deze afwegingen worden gemaakt.

Daarnaast speelt het kenbaarheidscriterium. Waar de toiletten zich bevinden moet duidelijk zijn aangegeven, zeker als de afstand wat groter wordt. In een groot warenhuis waar beneden de toiletten zijn en ergens op de vierde verdieping het restaurant, lijkt onaanvaardbaar. Op hetzelfde niveau lijkt ruim 50 meter in orde. Je mag niet van een ieder verwachten dat ze kunnen sprinten.

Rolstoeltechnisch en rollatortechnisch moet het ook nog goed gaan. Wellicht doet de aard van de inrichting er dus ook toe in de praktijk. Een afstand van 100 meter vind ik niet acceptabel.

 

tekening toiletten

 

 

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Tweede Kamer steunt regulering wietteelt

Regulering van wietteelt is een stapje dichterbij gekomen. De Tweede Kamer heeft met een krappe meerderheid een initiatiefwet van D66 aangenomen, waarin staat dat cannabis onder bepaalde voorwaarden legaal kan worden geteeld en ingekocht.

Klik hier voor meer informatie.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Alcohol- en tabaksbeleid

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op woensdag 15 februari 2017 overleg gehad met staatssecretaris Van Rijn over maatregelen tegen roken en drinken, vooral gericht op jongeren.

Klik hier voor de agenda en de bijbehorende dossierstukken.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Tussenrapportage van Bureau Berenschot opgesteld over de VNG-pilot “blurring” en reactie VNG op evaluatie Drank- en Horecawet

Bureau Berenschot heeft in opdracht van de VNG een tussenrapportage opgesteld over de VNG-pilot mengvormen winkel/horeca, ofwel de blusring-pilot ten behoeve van de vergadering van de Tweede Kamercommissie van VWS op 15 februari aanstaande.

Klik hier voor deze tussenrapportage.

Ook de VNG heeft de Tweede Kamer een brief gestuurd (10 februari 2017) aangaande de evaluatie van de Drank- en Horecawet. Zij laat daarin weten het te betreuren nauwelijks bij de evaluatie betrokken te zijn geweest. Graag treedt de VNG alsnog in overleg met de staatssecretaris over een gezamenlijke aanpak.

Klik hier voor de brief van de VNG.

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Ruim 120 soorten zoogdieren geschikt als huisdier

In aansluiting op het vorige nieuwsitem over de bijtincidenten berichten wij u dat er vanaf 1 juli a.s. huisdieren zijn aangewezen die in Nederland niet meer mogen worden gehouden omdat ze een gevaar kunnen vormen voor hun omgeving of omdat het welzijn van de dieren niet kan worden gegarandeerd. Voor eigenaren van een huisdier dat straks niet meer is toegestaan, komt een overgangsregeling.

Op basis van adviezen van deskundigen heeft staatssecretaris Van Dam van Economische Zaken nu een lijst opgesteld met 153 soorten zoogdieren die vanaf 1 juli niet meer mogen worden gehouden. Daarnaast heeft de staatssecretaris een huisdierenlijst (zogeheten positieflijst) opgesteld met 123 soorten zoogdieren die wel als huisdier mogen worden gehouden. Bij het samenstellen van de lijsten is gekeken naar mogelijke risico’s voor zowel mens als dier.

Overgangsregeling

Voor eigenaren van een huisdier dat straks niet meer is toegestaan komt een overgangsregeling. Zij mogen het dier houden totdat het overlijdt. Maar fokken met deze dieren is verboden. Er komt een registratieverplichting voor dieren die op basis van deze overgangsregeling worden gehouden. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming, de politie en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit houden toezicht op de registratie.

Ontheffing

Onder strikte voorwaarden is een ontheffing van het verbod mogelijk. Hiervoor moet een aspirant- eigenaar van een verboden dier kunnen aantonen dat hij over voldoende specialistische kennis en vaardigheden beschikt om de betreffende diersoort te kunnen houden. Ook moet de aanstaande eigenaar kunnen aantonen dat het dier op een geschikte manier gehouden kan worden. Hierbij is het vooral van belang dat het dier natuurlijk gedrag kan blijven vertonen. Ook moet gevaar voor  mensen tot een  minimum worden beperkt.

Hoog risico honden

Hoewel honden als huisdier zijn toegestaan, maakt staatssecretaris Van Dam een voorbehoud voor ‘hoog-risicohonden’. Op korte termijn komt de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) met een advies om bijtincidenten door hoog-risicohonden te voorkomen. Op basis hiervan neemt de staatssecretaris een besluit over eventuele aanvullende voorschriften voor deze honden.

Uiteraard zullen wij u hierover nader berichten.

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

Gevaarlijke honden – bijtincidenten

De laatste tijd komen er regelmatig bijtincidenten  in het nieuws. Zo is onlangs weer een bijtincident in Den Haag breed uitgemeten in de media.

Bijtincidenten door honden zijn een maatschappelijk probleem. De oorzaken van bijtincidenten zijn velerlei: ongecontroleerd speelgedrag, gebrek aan opvoeding, angst, pijn of ongepaste aanvals- of verdedigingsreacties.

Het gemeentebestuur heeft een aantal mogelijkheden om dergelijke incidenten terug te dringen. Hieronder ga ik daar nader op in.

Agressieve dieren

Op grond van de Wet Dieren kunnen maatregelen worden getroffen tegen agressieve dieren. De veiligheid van de mens en andere dieren is een belang dat speelt bij gezelschapsdieren. Dieren kunnen agressief gedrag vertonen, en daardoor een gevaar zijn voor de mens of andere dieren.

Of een dier als agressief moet worden aangemerkt, wordt bepaald aan de hand van uiterlijke kenmerken van het betrokken dier. Niet alleen het houden van dergelijke dieren is verboden, maar ook het fokken en het verhandelen ervan. Het verbod geldt voor categorieën van dieren die als gevaarlijk worden aangemerkt, ongeacht of binnen deze categorieën individuele dieren aanwezig zijn die niet agressief zijn.

Wetboek van Strafrecht

Op basis van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan opgetreden worden tegen agressieve honden. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de handhaving van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht. Gemeentebesturen zijn verantwoordelijk voor de APV.

Artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid op te treden tegen eigenaren van honden die hun dier ophitsen of onvoldoende terughouden. Hierbij is weliswaar eerder de conclusie geweest dat de tenlastelegging op grond van dit artikel niet altijd eenvoudig en efficiënt is.

Uit jurisprudentie blijkt dat de zorgplicht in het tweede lid van artikel 425 Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid biedt om op te treden, ook als honden dieren aanvallen. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen gehouden is voldoende zorg te dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier. In ernstige gevallen kan teruggegrepen worden op artikel 350, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel stelt het opzettelijk en wederrechtelijk doden of beschadigen van een dier dat aan een ander toebehoort strafbaar.

Overtredingen van artikel 425 Wetboek van Strafrecht zijn in sommige gevallen echter lastig te bewijzen. Bovendien is de doorlooptijd van zaken die strafrechtelijk worden aangepakt lang. De oorzaak hiervoor in het grote aantal mogelijkheden om bezwaar te maken in het strafrechtelijke traject. De eigenaar kan een klaagschrift indienen bij de Raadkamer van de Rechtbank. Ook kan hij tijdens de zitting alsnog vragen om een nieuwe contra-expertise.

Overigens kan op grond van de artikelen 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht eveneens opgetreden worden tegen houders van honden. Genoemde artikelen betreffen achtereenvolgens bedreiging waarbij een hond is gebruikt, en zware mishandeling.

Gemeentewet

Wat betreft het bestuursrechtelijke traject kan voorts artikel 172 van de Gemeentewet de burgemeester de mogelijkheid bieden op te treden bij agressiviteit door honden. Op grond van dit artikel kan de burgemeester bij verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor de maatregelen bevelen die hij of zij noodzakelijk acht. Dat kan in voorkomende gevallen ook betekenen dat in reactie op een bijtincident een hond in beslag wordt genomen. Voor het toepassen van dit artikel dient wel sprake te zijn van een verstoring van de openbare orde of een ernstige vrees daarvoor en tevens dient er ook sprake te zijn van evenredigheid tussen het bevel van de burgemeester en verstoring van de openbare orde. In de praktijk houdt dit in dat dit artikel kan worden aangewend als de beschikbare middelen van de APV (korte lijn en muilkorf) niet toereikend zijn of geen recht doen aan de ernst van het incident.

APV

De APV kan zowel strafrechtelijk als bestuurlijk worden gehandhaafd. Bij strafrechtelijke handhaving staat primair de houder van de hond centraal en in dat kader kan hij worden vervolgd en bestraft. Daarnaast kan een bij een incident betrokken hond langs strafrechtelijke weg in beslag genomen worden en in voorkomend geval worden gedood. Bestuursrechtelijk heeft de gemeente op basis van de APV onder andere de mogelijkheid tot het opleggen van een muilkorf- of aanlijngebod.

In de APV kan hiervoor worden bepaald dat het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

  1. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
  2. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

Met een muilkorf wordt hier verstaan een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Met “kort aanlijnen” wordt bedoeld het aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Voorts kan de eigenaar of houder van een hond het verbod worden opgelegd om die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg zonder halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. Aanvullend kan worden opgelegd dat met betrekking tot het hiervoor genoemde tevens geldt dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

Op grond van een hiervoor beschreven APV-artikel kan het college van burgemeester en wethouders een hond aanwijzen als gevaarlijk en/of hinderlijk en kan bij besluit van het college:

  1. een aanlijngebod worden opgelegd; óf
  2. een aanlijn- en muilkorfgebod worden opgelegd.

De navolgende gedragingen kunnen in ieder geval onder de noemer ‘gevaarlijk gedrag’ worden gebracht:

  1. wanneer een hond een mens of dier heeft aangevallen en/of gebeten;
  2. wanneer een hond heeft gedreigd een mens of dier aan te vallen en/of te bijten.

Wanneer het college besloten heeft tot het opleggen van een van deze twee geboden moet de hond, wanneer hij verblijft of loopt op of aan de weg, op het terrein van een ander of in voor publiek toegankelijke lokaliteiten, kort aangelijnd zijn, of kort aangelijnd én voorzien van een muilkorf.

Bovendien moet de hond, nadat deze door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen in de zin van het eerste lid, op grond van het bepaalde in het tweede lid worden voorzien van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand dat voldoet aan de door het college van burgemeester en wethouders daarvoor gestelde regels.

Waarschuwingsplicht bij hinderlijk gedrag

Uit jurisprudentie blijkt dat in het algemeen wordt aangenomen dat er een waarschuwingsplicht voor het bestuursorgaan bestaat indien dit bestuursorgaan voornemens is een maatregel te treffen die voor de burger schadelijk is en de burger zelf in staat is de noodzaak tot het treffen van de maatregel weg te nemen. In het geval van hinderlijk gedrag zal het college conform de jurisprudentie eerst een waarschuwing moeten laten uitgaan naar de eigenaar of houder van de hond.

In de praktijk reikt de politie na een eerste bijtincident namens het college een waarschuwing uit aan de eigenaar/houder van de hond of beslist in overleg met de vaste contactpersoon van het korpsonderdeel diensthondgeleiders van de politieregio dat dit bijtincident dermate ernstig is, dat gelijk tot strafrechtelijke inbeslagname van de hond moet worden overgegaan.

Bijtincidenten moeten goed geregistreerd worden. Vaak gebeurt dat door de politie, maar het kan natuurlijk ook door de gemeente worden uitgevoerd. In de registratie wordt het navolgende vastgelegd:

  • personalia eigenaar/houder
  • personalia benadeelde partij
  • personalia getuige(n)
  • gegevens van bijtende hond, inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens.
  • indien van toepassing gegevens slachtoffer
  • indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens
  • indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object
  • aard en omvang van letsel en schade
  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten
  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht)
  • of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in een registratie aanwezig zijn.

Bij gevaarlijk gedrag  

Uit jurisprudentie blijkt voorts dat de waarschuwingsfase achterwege kan worden gelaten indien er een dringende noodzaak is om tot handhaving over te gaan.

Er is in ieder geval sprake van een dringende noodzaak in de situatie dat een hond een mens of dier heeft aangevallen en/of heeft gebeten én wanneer een hond heeft gedreigd een mens of dier aan te vallen en/of te bijten. Dit houdt in dat het college, gelet op de ernst van de situatie en het spoedeisende karakter, in deze gevallen niet zal waarschuwen, maar onmiddellijk zal overgaan tot het aanwijzen van de hond in de zin van voormeld artikel.

Aanhitsen tot agressief gedrag

Het kan zijn dat is gebleken dat de eigenaar de hond heeft aangehitst tot agressief gedrag of dat de eigenaar de hond niet heeft terughouden waardoor de hond een mens heeft aangevallen. In dat geval kan de politie op grond van het bepaalde in artikel 425, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht aangifte opnemen en in een heterdaadsituatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot inbeslagname van de hond.

De officier van justitie kan, met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel, vervolgen op grond van de volgende artikelen van het wetboek van Strafrecht: 425, 300, 308, 350.

Artikel 425 – Wetboek van Strafrecht

 Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:

1°.     hij die een dier op een mens aanhitst of een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens aanvalt, niet terughoudt;

2°.     hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.     

Artikel 300 – Wetboek van Strafrecht  

 

  1. Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

2          Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

  1. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
  2. Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.
  3. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar. 

Artikel 308 – Wetboek van Strafrecht   

  1. Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie. 

Artikel 350 – Wetboek van Strafrecht 

  1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  2. Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.

Bij overtreding van het korte aanlijn- en/of muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond.

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident in dat geval op de rechten en plichten en adviseert partijen om het schade-incident onderling te regelen.

 

Frank Joosten

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail

NIEUW: Opfristraining toezichthouder Drank- en Horecawet

Op verzoek van vele toezichthouders die wij inmiddels hebben opgeleid, hebben we een speciale opfristraining ontwikkeld.

U bent gediplomeerd toezichthouder Drank- en Horecawet en ook als zodanig werkzaam in de praktijk. U ervaart wekelijks de grillige werkelijkheid van deze Drank- en Horecawet en ook de daaraan gelieerde wet- en regelgeving.

Mogelijk bent u niet elke dag bezig met het toezicht op de Drank- en Horecawet en is een deel van de verkregen kennis al weer wat weggezakt, of mogelijk komt u in de praktijk zaken tegen die toch best lastig te beoordelen en te handhaven zijn.

Vaak moet u geconstateerde zaken in een breder perspectief plaatsen en aldus daarbij ook andere wet- en regelgeving betrekken, zoals de Wet op de kansspelen, APV, Winkeltijdenwet, Bouwbesluit 2012 of bestemmingsplannen.

Hoe zit het nou als bijvoorbeeld:

  • de snackbar alcoholhoudende drank verkoopt voor gebruik ter plaatse en elders dan ter plaatse,
  • in horecabedrijven, sportkantines, wijk- en speeltuingebouwen frequent bingo’s en pokertoernooien worden georganiseerd,
  • er weer eens “besloten” feesten met alcoholverstrekking in bepaalde gebouwen, schuren en tenten worden georganiseerd,
  • of de bezoekers hun eigen alcoholhoudende dranken meenemen,
  • de snackbar na sluitingstijd alcohol en eetwaren verkoopt via een “snackloket” in de gevel,
  • kansspelautomaten aanwezig zijn in laagdrempelige horecabedrijven en alcoholverstrekking plaatsvindt in speelcasino’s,
  • er allerlei leuke combinaties worden gerealiseerd van horeca, detailhandel, dienstverlening en terrassen in één gebouw of één ruimte, of
  • verkoop van flessen bier, wijn en sterke drank plaatsvindt op markten, braderieën, boerderijen, proeverijen,
  • er leidinggevenden worden aangetroffen die niet op het aanhangsel bij de vergunning staan vermeld of er helemaal geen leidinggevenden aanwezig zijn?

Deze en vele andere praktijksituaties worden uitgebreid met u besproken en toegelicht tijdens de Opfristraining toezichthouder Drank- en Horecawet op 13 april 2017 te Utrecht.

Na het volgen van deze training bent u weer helemaal “opgefrist” en geïnformeerd over alle facetten van de Drank- en Horecawet en daaraan gelieerde wet- en regelgeving en bent u in staat om geconstateerde zaken in de praktijk integraal te beoordelen.

Klik hier voor nadere informatie en aanmelding.

 

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail