Vraag
Een leidinggevende in een horecabedrijf moet van onbesproken gedrag zijn. Valt hieronder ook artikel 8 van de Wegenverkeerswet?
Antwoord
Artikel 8 in lid 1 onder b van de Drank- en Horecawet stelt dat een leidinggevende niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mag zijn. De wetgever is van mening dat drempels moeten worden opgeworpen tegen personen die, blijkens hun strafrechtelijke verleden, onvoldoende beschikken over de bij het verstrekken van alcohol horende bijzondere verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid is belangrijk. Leidinggevenden in de horeca en de slijterij die zèlf strafbare feiten hebben gepleegd zijn immers onvoldoende in staat hun klanten op naleving van waarden en normen aan te spreken.
In artikel 8, lid 2 van de Drank- en Horecawet wordt vervolgens aangegeven dat bij algemene maatregel van bestuur naast de in het eerste lid gestelde eisen, andere eisen ten aanzien van het zedelijk gedrag van leidinggevenden worden gesteld en dat de in dat lid, onder b, gestelde eis nader kan worden omschreven.
De eisen betreffen onder meer het zedelijk gedrag. In dit artikellid wordt gerefereerd aan het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999. In dat besluit zijn strafrechtelijke veroordelingenstrafrechtelijke veroordelingen aangewezen, die leidinggevenden niet op hun naam mochten hebben staan, op straffe van afwijzing van de aanvraag om een vergunning of van intrekking van een reeds verleende vergunning.
In artikel 4, lid 1 onder d van het Besluit eisen zedelijk gedrag DHW 1999 staat vermeld dat een leidinggevende niet binnen de laatste vijf jaar bij meer dan één uitspraak onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, onder a, van het Wetboek van Strafrecht wegens dan wel mede wegens overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet.