Vraag
Wij hebben hier een supermarkt met een inpandige slijterij. Deze slijterij voldoet aan alle in de Drank- en Horecawet gestelde eisen.
Alleen tijdens een controle zagen we dat de leidinggevende niet aanwezig was in de slijterij, maar in de supermarkt.
Is hier nu sprake van een overtreding van artikel 24, lid 1 Drank- en Horecawet?
Antwoord
Gelet op de beschrijving van het begrip “slijtlokaliteit” (artikel 1, eerste lid 6e gedachtestreepje) en het begrip “inrichting” (artikel 1, eerste lid 7e gedachtestreepje) van de Drank- en Horecawet, blijkt dat de neringruimte (winkelruimte) van de supermarkt géén onderdeel is van de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend.
Dit betekent dat, gelet op het bepaalde in artikel 24, lid 1 DHW, de leidinggevende van het slijtersbedrijf en zoals vermeld op het aanhangsel bij de drank- en horecavergunning feitelijk en fysiek aanwezig moet zijn in de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. De inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend is, bij een slijterij in een supermarkt, vaak dezelfde ruimte als de slijtlokaliteit (meer ruimten die daartoe behoren zijn er vaak niet).
Bij alle constateringen/controles waarbij de leidinggevende van de slijterij (bijvoorbeeld de bedrijfsleider van de supermarkt) vanuit de neringruimte van de supermarktwinkel aan komt lopen en de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend (aldus vaak het slijtlokaal) betreedt, dan ontstaat aldus een overtreding van het bepaalde van artikel 24, lid 1 DHW.
De leidinggevende die op het aanhangsel bij de slijtvergunning staat vermeld, dient gewoonweg gedurende de openingstijden van het slijtlokaal aanwezig te zijn in de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend en dat is dus niet inrichting van de supermarkt. Het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet bepaalt in dat kader juist dat er tussen supermarkt en slijterij een sluisje (verbindingslokaliteit) aanwezig moet zijn en aan welke voorwaarden die ruimte moet voldoen. Heen en weer lopen tussen de supermarkt en de slijterij is niet toegestaan.
Gekeken naar de parlementaire geschiedenis op dit punt was het juist oorspronkelijk de bedoeling om de toegangsdeur van de slijterij te situeren aan de openbare weg om zodoende juist fysiek twee gescheiden winkels te creëren. Pas sinds 1 november 2000 is, vanwege het feit dat er slijterijen werden gevestigd in winkelcentra die de toegangsdeur hadden in een overdekte passage, het toegestaan dat de toegang tot een slijterij niet op de openbare weg is gesitueerd.
Voor wat betreft de kleinhandel in een slijterbedrijf wordt in artikel 15, lid 2 DHW in dit kader nog bepaald dat de lokaliteit (in dit geval de supermarkt) waarin die andere activiteiten plaatsvinden niet rechtstreeks in verbinding mag staan met de slijtlokaliteit. Er zal volgens de memorie van toelichting altijd een verkoopvrije ruimte als sluis tussen moeten worden aangebracht.
Een slijtlokaliteit mag aldus niet rechtstreeks grenzen aan een ruimte waarin iets anders wordt verkocht of aangeboden. Deze eis is juist gesteld tot behoud van het zelfstandige karakter van slijterijen.
Ook dit is een uitwerking van de gedachte, dat het publiek niet verleid mag worden tot de aankoop van alcoholhoudende drank. Op deze wijze wordt voorkomen dat alcoholhoudende drank in de verkoopstrategie van winkels in andere goederen een rol kan spelen (‘trafficking‘). Dit is een aan de huidige omstandigheden aangepaste uitwerking van de aloude opvatting dat de toegang van een slijterij aan de openbare weg dient te liggen.