Bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2013 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een motie van de leden Schouw (D66) en Taverne (VVD) aanvaard, waarin de regering wordt verzocht een wetsvoorstel in te dienen om te Zondagswet in te trekken.1
In reactie op deze motie heeft minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer schriftelijk laten weten het van belang te achten eerst te onderzoeken hoe de Zondagswet op dit moment in de praktijk functioneert, aangezien daarover weinig bekend is. De bedoelde onderzoeken zijn thans afgerond en bij de kamerbrief-over-de-zondagswet gevoegd. Onderzocht is hoe vaak de Zondagswet wordt toegepast en hoe de wet wordt ervaren, alsook wat de gevolgen van een eventuele intrekking zouden zijn en hoe dat zou worden ervaren.
Onderzoek naar de juridische en grondrechtelijke aspecten van de Zondagswet De Vrije Universiteit Amsterdam (VU) heeft in opdracht van mijn ministerie de juridische en grondrechtelijke aspecten van de Zondagswet in kaart gebracht. Onderzocht is wat de reikwijdte is van de gemeentelijke bevoegdheden op grond van de Zondagswet en welke gevolgen een eventuele intrekking van de Zondagswet zou hebben.
Samenvattend
Op basis van de uitkomsten van bovenvermelde onderzoeken, alsmede de bespreking daarvan met burgemeesters, kan worden vastgesteld dat er geen problemen zijn gesignaleerd bij de uitvoering van de Zondagswet in de praktijk. Hoewel de Zondagswet in de praktijk weinig wordt toegepast, heeft de Zondagswet voor sommige bevolkingsgroepen nog wel een belangrijke symbolische waarde. Daarnaast blijkt dat er onder burgemeesters geen eensluidend beeld en geen breed draagvlak is met betrekking tot een intrekking van de Zondagswet. Een deel van de burgemeesters vindt bovendien dat essentiële bevoegdheden vervallen indien de wet zou worden ingetrokken.
Uit het juridische onderzoek blijkt daarenboven dat, indien de Zondagswet zou worden ingetrokken, bepaalde gemeenten waarschijnlijk zelf bij verordening regels zouden stellen ten aanzien van bijvoorbeeld sportbeoefening en ontspanning op zondag, alsmede ten aanzien van het wegnemen van beletselen ter verzekering van de zondagsrust. Dergelijke regels zouden een verdergaande strekking kunnen hebben dan de huidige regels van de Zondagswet.
Uit de bijeenkomst met burgemeesters blijkt dat zij dit als een reële mogelijkheid zien. Daarmee zou de vrijetijdsbesteding van burgers in sommige gemeenten juist kunnen worden ingeperkt in plaats van verbreed.
Op basis van het bovenstaande lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat aan intrekking van de Zondagswet geen prioriteit moet worden toegekend.