De laatste tijd komen er regelmatig bijtincidenten in het nieuws. Zo is onlangs weer een bijtincident in Den Haag breed uitgemeten in de media.
Bijtincidenten door honden zijn een maatschappelijk probleem. De oorzaken van bijtincidenten zijn velerlei: ongecontroleerd speelgedrag, gebrek aan opvoeding, angst, pijn of ongepaste aanvals- of verdedigingsreacties.
Het gemeentebestuur heeft een aantal mogelijkheden om dergelijke incidenten terug te dringen. Hieronder ga ik daar nader op in.
Agressieve dieren
Op grond van de Wet Dieren kunnen maatregelen worden getroffen tegen agressieve dieren. De veiligheid van de mens en andere dieren is een belang dat speelt bij gezelschapsdieren. Dieren kunnen agressief gedrag vertonen, en daardoor een gevaar zijn voor de mens of andere dieren.
Of een dier als agressief moet worden aangemerkt, wordt bepaald aan de hand van uiterlijke kenmerken van het betrokken dier. Niet alleen het houden van dergelijke dieren is verboden, maar ook het fokken en het verhandelen ervan. Het verbod geldt voor categorieën van dieren die als gevaarlijk worden aangemerkt, ongeacht of binnen deze categorieën individuele dieren aanwezig zijn die niet agressief zijn.
Wetboek van Strafrecht
Op basis van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan opgetreden worden tegen agressieve honden. Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijk voor de handhaving van artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht. Gemeentebesturen zijn verantwoordelijk voor de APV.
Artikel 425 van het Wetboek van Strafrecht biedt de mogelijkheid op te treden tegen eigenaren van honden die hun dier ophitsen of onvoldoende terughouden. Hierbij is weliswaar eerder de conclusie geweest dat de tenlastelegging op grond van dit artikel niet altijd eenvoudig en efficiënt is.
Uit jurisprudentie blijkt dat de zorgplicht in het tweede lid van artikel 425 Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid biedt om op te treden, ook als honden dieren aanvallen. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen gehouden is voldoende zorg te dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier. In ernstige gevallen kan teruggegrepen worden op artikel 350, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Dat artikel stelt het opzettelijk en wederrechtelijk doden of beschadigen van een dier dat aan een ander toebehoort strafbaar.
Overtredingen van artikel 425 Wetboek van Strafrecht zijn in sommige gevallen echter lastig te bewijzen. Bovendien is de doorlooptijd van zaken die strafrechtelijk worden aangepakt lang. De oorzaak hiervoor in het grote aantal mogelijkheden om bezwaar te maken in het strafrechtelijke traject. De eigenaar kan een klaagschrift indienen bij de Raadkamer van de Rechtbank. Ook kan hij tijdens de zitting alsnog vragen om een nieuwe contra-expertise.
Overigens kan op grond van de artikelen 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht eveneens opgetreden worden tegen houders van honden. Genoemde artikelen betreffen achtereenvolgens bedreiging waarbij een hond is gebruikt, en zware mishandeling.
Gemeentewet
Wat betreft het bestuursrechtelijke traject kan voorts artikel 172 van de Gemeentewet de burgemeester de mogelijkheid bieden op te treden bij agressiviteit door honden. Op grond van dit artikel kan de burgemeester bij verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor de maatregelen bevelen die hij of zij noodzakelijk acht. Dat kan in voorkomende gevallen ook betekenen dat in reactie op een bijtincident een hond in beslag wordt genomen. Voor het toepassen van dit artikel dient wel sprake te zijn van een verstoring van de openbare orde of een ernstige vrees daarvoor en tevens dient er ook sprake te zijn van evenredigheid tussen het bevel van de burgemeester en verstoring van de openbare orde. In de praktijk houdt dit in dat dit artikel kan worden aangewend als de beschikbare middelen van de APV (korte lijn en muilkorf) niet toereikend zijn of geen recht doen aan de ernst van het incident.
APV
De APV kan zowel strafrechtelijk als bestuurlijk worden gehandhaafd. Bij strafrechtelijke handhaving staat primair de houder van de hond centraal en in dat kader kan hij worden vervolgd en bestraft. Daarnaast kan een bij een incident betrokken hond langs strafrechtelijke weg in beslag genomen worden en in voorkomend geval worden gedood. Bestuursrechtelijk heeft de gemeente op basis van de APV onder andere de mogelijkheid tot het opleggen van een muilkorf- of aanlijngebod.
In de APV kan hiervoor worden bepaald dat het de eigenaar of houder van een hond verboden is die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
- anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
- anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn- en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Met een muilkorf wordt hier verstaan een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Met “kort aanlijnen” wordt bedoeld het aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.
Voorts kan de eigenaar of houder van een hond het verbod worden opgelegd om die hond te laten verblijven of te laten lopen op de weg zonder halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. Aanvullend kan worden opgelegd dat met betrekking tot het hiervoor genoemde tevens geldt dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.
Op grond van een hiervoor beschreven APV-artikel kan het college van burgemeester en wethouders een hond aanwijzen als gevaarlijk en/of hinderlijk en kan bij besluit van het college:
- een aanlijngebod worden opgelegd; óf
- een aanlijn- en muilkorfgebod worden opgelegd.
De navolgende gedragingen kunnen in ieder geval onder de noemer ‘gevaarlijk gedrag’ worden gebracht:
- wanneer een hond een mens of dier heeft aangevallen en/of gebeten;
- wanneer een hond heeft gedreigd een mens of dier aan te vallen en/of te bijten.
Wanneer het college besloten heeft tot het opleggen van een van deze twee geboden moet de hond, wanneer hij verblijft of loopt op of aan de weg, op het terrein van een ander of in voor publiek toegankelijke lokaliteiten, kort aangelijnd zijn, of kort aangelijnd én voorzien van een muilkorf.
Bovendien moet de hond, nadat deze door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen in de zin van het eerste lid, op grond van het bepaalde in het tweede lid worden voorzien van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand dat voldoet aan de door het college van burgemeester en wethouders daarvoor gestelde regels.
Waarschuwingsplicht bij hinderlijk gedrag
Uit jurisprudentie blijkt dat in het algemeen wordt aangenomen dat er een waarschuwingsplicht voor het bestuursorgaan bestaat indien dit bestuursorgaan voornemens is een maatregel te treffen die voor de burger schadelijk is en de burger zelf in staat is de noodzaak tot het treffen van de maatregel weg te nemen. In het geval van hinderlijk gedrag zal het college conform de jurisprudentie eerst een waarschuwing moeten laten uitgaan naar de eigenaar of houder van de hond.
In de praktijk reikt de politie na een eerste bijtincident namens het college een waarschuwing uit aan de eigenaar/houder van de hond of beslist in overleg met de vaste contactpersoon van het korpsonderdeel diensthondgeleiders van de politieregio dat dit bijtincident dermate ernstig is, dat gelijk tot strafrechtelijke inbeslagname van de hond moet worden overgegaan.
Bijtincidenten moeten goed geregistreerd worden. Vaak gebeurt dat door de politie, maar het kan natuurlijk ook door de gemeente worden uitgevoerd. In de registratie wordt het navolgende vastgelegd:
- personalia eigenaar/houder
- personalia benadeelde partij
- personalia getuige(n)
- gegevens van bijtende hond, inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie van paspoort en/of stamboomgegevens.
- indien van toepassing gegevens slachtoffer
- indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, kopie paspoort en/of stamboomgegevens
- indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object
- aard en omvang van letsel en schade
- omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten
- of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht)
- of er andere of ‘oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in een registratie aanwezig zijn.
Bij gevaarlijk gedrag
Uit jurisprudentie blijkt voorts dat de waarschuwingsfase achterwege kan worden gelaten indien er een dringende noodzaak is om tot handhaving over te gaan.
Er is in ieder geval sprake van een dringende noodzaak in de situatie dat een hond een mens of dier heeft aangevallen en/of heeft gebeten én wanneer een hond heeft gedreigd een mens of dier aan te vallen en/of te bijten. Dit houdt in dat het college, gelet op de ernst van de situatie en het spoedeisende karakter, in deze gevallen niet zal waarschuwen, maar onmiddellijk zal overgaan tot het aanwijzen van de hond in de zin van voormeld artikel.
Aanhitsen tot agressief gedrag
Het kan zijn dat is gebleken dat de eigenaar de hond heeft aangehitst tot agressief gedrag of dat de eigenaar de hond niet heeft terughouden waardoor de hond een mens heeft aangevallen. In dat geval kan de politie op grond van het bepaalde in artikel 425, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht aangifte opnemen en in een heterdaadsituatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot inbeslagname van de hond.
De officier van justitie kan, met inachtneming van het opportuniteitsbeginsel, vervolgen op grond van de volgende artikelen van het wetboek van Strafrecht: 425, 300, 308, 350.
Artikel 425 – Wetboek van Strafrecht
Met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft:
1°. hij die een dier op een mens aanhitst of een onder zijn hoede staand dier, wanneer het een mens aanvalt, niet terughoudt;
2°. hij die geen voldoende zorg draagt voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier.
Artikel 300 – Wetboek van Strafrecht
- Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.
2 Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Met mishandeling wordt gelijkgesteld opzettelijke benadeling van de gezondheid.
- Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar.
Artikel 308 – Wetboek van Strafrecht
- Hij aan wiens schuld te wijten is dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 350 – Wetboek van Strafrecht
- Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Bij overtreding van het korte aanlijn- en/of muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond.
Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident in dat geval op de rechten en plichten en adviseert partijen om het schade-incident onderling te regelen.
Frank Joosten