De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. B.J. van Ettekoven, heeft Staatsraad Advocaat-Generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven bij brief van 20 september 2017 verzocht een conclusie, als bedoeld in artikel 8:12a Awb, te nemen over de vraag of tegen een waarschuwing in rechte kan worden opgekomen en enkele hiermee samenhangende vragen.
In deze conclusie wordt betoogd dat een op een wettelijke voorschrift gebaseerde waarschuwing een Awb-besluit is als zij een ‘essentieel en onlosmakelijk onderdeel’ vormt van het sanctieregime omdat zij een voorwaarde (condicio sine qua non) is om bij een volgende overtreding een bestuurlijke sanctie of maatregel te kunnen opleggen. Deze waarschuwing kan dus worden aangevochten voor de bestuursrechter.
Op beleidsregels gebaseerde en informele waarschuwingen zijn geen Awb-besluiten en kunnen op die grond niet bij de bestuursrechter worden aangevochten. Wel zouden de bestuursrechters deze waarschuwingen in een aantal situaties voor de rechtsbescherming met een Awb-besluit gelijk moeten stellen, zodat beroep bij de bestuursrechter wel mogelijk is, omdat de alternatieve route om een rechterlijk oordeel over die waarschuwingen te krijgen onevenredig bezwarend of afwezig is.
De belangrijkste betreft de situatie dat de termijn gedurende welke de waarschuwing negatieve gevolgen kan hebben zodanig lang is dat belanghebbende in de rechterlijke procedure tegen de op te leggen bestuurlijke sanctie of maatregel de rechtmatigheid van de waarschuwing bewijsrechtelijk niet meer effectief kan bestrijden. Om dit te voorkomen en om redenen van rechtszekerheid moet voor deze waarschuwingen een maximale termijn van in de regel twee jaar gelden.
Klik hier voor de conclusie van de Staadsraad.
Het bericht Wanneer is een bestuurlijke waarschuwing een besluit in de zin van de Awb? verscheen eerst op Academie voor Bijzondere Wetten.