In Nederland vinden jaarlijks tienduizenden evenementen plaats, variërend van een kleine buurtbarbecue voor een man of vijftig tot grootschalige, meerdaagse festivals die tienduizenden bezoekers trekken. Wat al deze evenementen bindt, is het plezier dat mensen beleven aan het bijwonen ervan. Evenementen leveren een welkome bijdrage aan het culturele, economische en sociaal-maatschappelijke leven in de gemeente en zijn een belangrijk onderdeel van het toeristisch-recreatieve product.
De verscheidenheid aan evenementen is vooral in de zomermaanden een aantrekkelijke voorziening voor de gasten en de inwoners van de gemeente. De gemeente is vanwege het promotionele karakter uiteraard gebaat bij goed georganiseerde evenementen. Evenementen trekken bovendien veel toeristen aan. En dat is goed voor de lokale economie.
Het organiseren van een evenement, van wat voor aard of met welke omvang dan ook, brengt echter vaak ook bepaalde vormen van overlast en verzet met zich mee voor en van de (direct) omwonenden en bedrijven rondom het betreffende evenemententerrein.
Kunnen deze direct omwonenden en ondernemers worden gekwalificeerd als belanghebbenden? En hoe zit het met bewoners en bedrijven die op relatief grotere afstand van het evenemententerrein zijn gevestigd nog wel als belanghebbende in de zin van de wet kunnen worden aangemerkt?
Wanneer zij als zodanig worden gekwalificeerd, dan kunnen deze belanghebbenden bezwaar aantekenen tegen bijvoorbeeld de aangevraagde evenementenvergunning en kunnen zij voorafgaand ook dienaangaande zienswijzen kenbaar maken bij de burgemeester.
In artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een belanghebbende gekwalificeerd als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Hierbij dient een persoon zich in voldoende mate van anderen te onderscheiden en dient zijn belang rechtstreeks bij het bestreden besluit te zijn betrokken. Kortom, behoudens bijzondere omstandigheden, kan alleen indien een eiser belanghebbende is, worden toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het bezwaar of beroep.
In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4081), wordt in dit kader een nadere richting gegeven aan het begrip belanghebbende.
Het ging hier om het jaarlijks terugkerende dancefestival ‘Amsterdam Open Air’ in het Gaasperpark te Amsterdam. Een omwonende stelde onder meer geluidsoverlast te ondervinden van dit festival en heeft in dat kader bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Het evenement “Amsterdam Open Air” is een dancefestival dat sinds 2011 jaarlijks plaatsvindt in het eerste weekend van juni in het Gaasperpark te Amsterdam. Ten behoeve van het evenement in 2015 heeft het college een tijdelijke vergunning verleend voor het gebruik van gronden in afwijking van het bestemmingsplan.
Air Events betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat appellante belanghebbende is bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning. Daartoe voerde zij aan dat de afstand tussen de woning van appellante en het evenemententerrein dermate groot is, dat appellante geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van het evenement.
Air Events stelde dat het geluidniveau binnen de woning bepalend is voor de belanghebbendheid en dat appellante op de hoorzitting van de Commissie Bezwaarschriften en op de zitting van de rechtbank heeft gezegd dat zij in haar woning met gesloten ramen en deuren geen of nauwelijks geluidoverlast ondervindt van het evenement.
Air Events wees er verder op dat de gemeten geluidniveaus ter plaatse van de woning van appellante niet frequent voorkwamen en aanzienlijk lager waren dan de geluidniveaus die volgens het gemeentelijk beleid en de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” van de VROM-inspectie Milieuhygiëne Limburg nog aanvaardbaar worden geacht en op het feit dat het evenement maar één maal per jaar plaatsvindt en slechts tot 23.00 uur duurt.
Het college heeft in de schriftelijke uiteenzetting het betoog van Air Events onderschreven en stelde daarnaast dat volgens het betreffende geluidrapport het geluid afkomstig van het evenement op de gevel van de woning van appellante slechts is te kwalificeren als “hoorbaar” (maximaal 52-53 dB(A)), hetgeen volgens het college, gelet op de uitspraak van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3126, onvoldoende is om belanghebbendheid aan te nemen.
De Afdeling stelde, zoals eerder overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2271, dat het uitgangspunt is dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit.
Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn, dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde, is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Indien het besluit en de beroepsgronden daartoe aanleiding geven, komt de vraag of aan die norm wordt voldaan aan de orde bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Verder volgt uit voormelde uitspraak van 23 augustus 2017, dat het daarbij gaat om gevolgen die de betrokkene ter plaatse van zijn woning of perceel kan ondervinden.
Anders dan Air Events en het college stelden, is niet het geluidniveau binnen de woning van appellante bepalend voor haar belanghebbendheid, maar het geluidniveau ter plaatse van haar woning of perceel. Anders dan het college stelde, geldt daarbij niet het criterium of het geluid ‘hoorbaar’ dan wel ‘duidelijk hoorbaar’ is.
In de uitspraak van 15 november 2017, waarnaar het college verwijst, is niet overwogen dat indien het geluid niet ‘duidelijk hoorbaar’ is, de betrokkene geen belanghebbende is. Evenmin kan dat uit die uitspraak worden afgeleid.
Uit het genoemde geluidrapport kon worden afgeleid – hetgeen het college en Air Events ook hebben gesteld – dat bij de woning van appellante met name in de avondperiode een geluidniveau van ongeveer 52-53 dB(A) optrad vanwege het evenement. Gelet hierop is het aannemelijk dat appellante ter plaatse van haar woning gevolgen van enige betekenis ondervindt. Of wordt voldaan aan de geluidnormen van de nota Evenementen is daarbij niet bepalend. Evenmin is bepalend dat het evenement slechts een beperkt aantal dagen duurt en de geluidniveaus fluctueren. De rechtbank heeft appellante dan ook terecht als belanghebbende aangemerkt.
Relativiteit bij een evenement
Op grond van het bepaalde in artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Met artikel 8:69a van de Awb heeft de wetgever aldus de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
Anders dan appellante kennelijk veronderstelde, kan artikel 8:69a van de Awb volgens de Afdeling ook worden toegepast indien het gaat om een rechtsregel die het algemeen belang beoogt te beschermen. Daarbij is bepalend of de belangen van degene die zich op een dergelijke rechtsregel beroept, zodanig zijn verweven met de algemene belangen die die rechtsregel beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat die rechtsregel kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belang. Zie onder meer de uitspraak van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412.
De hiervoor genoemde omgevingsvergunning is mede gebaseerd op artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo, welke bepaling strekt tot bescherming van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit omvat onder meer een goede kwaliteit van de directe leefomgeving.
De woning van appellante ligt op ongeveer 1,1 km van het evenemententerrein in het Gaasperpark en op ongeveer 400 m van de Gaasperplas. De individuele belangen van appellante bij een goede kwaliteit van de directe leefomgeving zijn, gelet op deze afstanden, niet of onvoldoende verweven met de belangen waar onder meer artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo op toeziet. De betrokken normen strekken daarom in dit geval kennelijk niet tot de bescherming van de belangen van appellante.
Dit betekende vervolgens dat, ondanks het feit dat appelante werd gekwalificeerd als belanghebbende, gelet op artikel 8:69a van de Awb, het besluit op bezwaar van appelante tegen de verleende omgevingsvergunning niet kon worden vernietigd op grond van hetgeen appellante over deze aspecten heeft aangevoerd.
Gekeken naar deze uitspraak is het aldus altijd aan te raden om voorafgaande aan een evenement goed te beoordelen of er potentiele bezwaarmakers zullen bestaan tegen het evenement en om in dat kader al vroegtijdig te beoordelen of zij daadwerkelijk gevolgen van enige betekenis ondervinden van het betreffende evenement en in dat kader kunnen worden gekwalificeerd als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Echter, ook al is een omwonende als belanghebbende gekwalificeerd, dan nog kan het beschreven relativiteitsvereiste er de oorzaak van zijn dat het ingestelde hoger beroep niet inhoudelijk beoordeeld wordt.
Frank Joosten