Bij besluit van 25 september 2014 heeft de burgemeester van Sint Oedenrode het verzoek van de Slijtersunie om handhavend op te treden vanwege het in strijd met artikel 24, eerste lid, van de Drank- en Horecawet (DHW) openstellen van de in de supermarkt gevestigde slijterij, afgewezen. Gebleken was namelijk bij meerdere gemeentelijke controles dat er gedurende de openingstijd van de aparte ruimte waarin het slijtersbedrijf werd uitgeoefend, geen leidinggevenden, genoemd op het aanhangsel van de slijtersvergunning, aanwezig waren.
Het daartegen ingediende bezwaar is door de burgemeester ongegrond verklaard, omdat, zo stelde de burgemeester, de supermarkt is aan te merken als inrichting als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de DHW. Dit heeft tot gevolg dat er een leidinggevende aanwezig is indien die zich bevindt in de supermarkt dan wel de slijterslokaliteit. Er is daarom volgens verweerder geen sprake van een overtreding van artikel 24, eerste lid, de DHW.
De rechtbank moet in deze zaak oordelen of de inrichting slechts wordt gevormd door de slijterij, dan wel door de slijterij met supermarkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, zoals wij ook al eerder hebben toegelicht onder de F.A.Q’s., het eerste het geval. Daartoe overweegt de rechtbank dat de inrichting naar de letter van de wet de lokaliteiten omvat waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend.
De slijtlokaliteit valt samen met de inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend, zoals artikel 1, eerste lid, van de DHW bepaalt. De supermarkt maakt geen onderdeel uit van de inrichting, maar dient te worden beschouwd als een andere besloten ruimte waarvan de slijtlokaliteit in dit geval deel uitmaakt. De rechtbank vindt steun voor dit standpunt in de slijtvergunning, die uitsluitend geldt voor de slijterij met een oppervlakte van 32 m².
Dat zou overigens ook niet anders kunnen omdat, voor zover de supermarktruimte zou toebehoren aan de slijtlokaliteit, feitelijk allerlei supermarktproducten worden verkocht in de slijterij. Dat zijn dan met name producten die niet staan opgesomd in het Besluit aanvulling omsluiting slijtersbedrijf en dat zou vervolgens leiden tot een overtreding van artikel 14, lid 1 Drank- en Horecawet.
Op grond van artikel 24, lid 1 DHW is het dus verboden de slijterij voor het publiek geopend te houden indien in die inrichting geen leidinggevende aanwezig is. Dat heeft de burgemeester miskend door zich op het standpunt te stellen dat niet alleen de slijterij, maar ook de supermarkt tot de inrichting behoort.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond.
De burgemeester wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Klik hier voor de uitspraak.