zoeken

Uitspraak ABRvS: 26-08-2015: buiten behandeling stellen aanvraag dh-vergunning

ECLI:NL:RVS:2015:2724

Datum uitspraak: 26 augustus 2015

Bij besluit van 8 augustus 2013 heeft de burgemeester van Schiermonnikoog aan een horecaondernemer, onder oplegging van een dwangsom met inachtneming van een begunstigingstermijn van vier weken na de verzenddatum van dat besluit, gelast de overtreding van artikel 3 van de Drank- en Horecawet, het zonder drank- en horecavergunning uitoefenen van het horecabedrijf (zijnde het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse), te beëindigen.

De ondernemer ging vervolgens tegen het ongegrond verklaren van het daartegen ingestelde bezwaar in beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep vervolgens ongegrond verklaard. Daartegen heeft de ondernemer hoger beroep ingesteld.

In geschil is het oordeel van de rechtbank dat in dit geval, ten tijde van belang, geen concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank heeft aan dit door haar gegeven oordeel de overweging ten grondslag gelegd dat de burgemeester de meerdere ingediende aanvragen voor een drank- en horecavergunning, nadat hij de ondernemer in de gelegenheid had gesteld deze aanvragen aan te vullen, wegens de onvolledigheid ervan, buiten behandeling heeft gesteld en dat deze besluiten in rechte vaststaan nu de ondernemer daartegen geen bezwaar heeft gemaakt.

De ondernemer betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de burgemeester voormelde aanvragen op grond van een onjuist criterium buiten behandeling heeft gesteld.

De Afdeling oordeelt echter dat, nu de rechtbank onbestreden heeft overwogen dat de besluiten, waarbij de burgemeester deze aanvragen buiten behandeling heeft gesteld, in rechte vaststaan, dit betoog faalt.

De ondernemer betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat de burgemeester een door hem ingediende aanvraag voor verlening van een DHW-vergunning heeft ingewilligd.

De Afdeling oordeelt echter dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat deze aanvraag en de inwilliging ervan niet aan het besluit van de burgemeester tot ongegrondverklaring van het bezwaar kunnen afdoen, reeds omdat deze aanvraag en inwilliging op feiten en omstandigheden zijn gebaseerd die ten tijde van genoemd besluit van de burgemeester niet bij de burgemeester bekend waren of behoorden te zijn.

De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail