zoeken

Uitspraak ABRvS 04-02-2015 – Zakelijk samenwerkingsverband in het kader van de Wet Bibob

Nadat de geldigheidsduur van een eerder verleende exploitatievergunning voor de coffeeshop was verstreken heeft de exploitante een aanvraag ingediend tot verlening van een nieuwe exploitatievergunning. De burgemeester heeft, gelet op het advies van het Landelijk bureau Bureau (LBB) deze aangevraagde vergunning geweigerd.

Het advies vermeldt dat tijdens een waarneming ter plaatse in de coffeeshop meer dan de toegestane handelsvoorraad van 500 gram softdrugs is aangetroffen. Voorts vermeldt het advies dat uit informatie gegeven door de Belastingdienst is gebleken dat de exploitante heeft verzuimd de aangifte inkomstenbelasting over de jaren 2010 en 2011 tijdig in te dienen en daardoor aanzienlijk financieel voordeel heeft behaald.

Tevens wordt in het advies geconcludeerd dat er een zakelijk samenwerkingsverband is tussen de exploitant en haar ex-echtgenoot bestaat. Daaraan wordt ten grondslag gelegd dat zij beschikken over een gezamenlijke beleggingsrekening, gezamenlijk een hypotheek hebben op een woonschip, gezamenlijk zijn opgetreden als verkopers van een pand, de ex-echtgenoot regelmatig gebruikt maakt van een auto van de exploitante en de ex-echtgenoot ook na ontbinding van het huwelijk gebruik maakt van het adres van exploitant en zij in het verleden vermoedelijk gezamenlijk strafbare feiten hebben gepleegd.

Deze feiten, gebaseerd op het advies van het LBB, zijn aanleiding geweest om de aangevraagde vergunning te weigeren.

De Afdeling overweegt daarbij dat een bestuursorgaan, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van diens advies mag uitgaan. Dit neemt niet weg dat het zich ervan moet vergewissen dat het aan het advies ten grondslag liggende onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze is verricht en dat de feiten de conclusies kunnen dragen. Dat is bijvoorbeeld niet het geval indien de feiten voor de conclusies te weinig of te weinig directe aanwijzingen bieden of omdat ze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is.

In dit geval is de Afdeling van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid de exploitatievergunning heeft kunnen weigeren. Het ingestelde hoger beroep door de exploitante is ongegrond.

Klik hier voor de gehele uitspraak.

FacebookTwitterGoogle+LinkedInEmail