zoeken

Voorstel tot wijziging van de Opiumwet (verruiming sluitingsbevoegdheid)

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet (ook wel de Wet-Damocles genoemd) heeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien in woningen of lokalen drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. Deze last onder bestuursdwang kan het bevel van de burgemeester inhouden om de woning of het lokaal te sluiten. Die bevoegdheid geldt niet als in een pand geen drugs worden aangetroffen (noch verkocht, afgeleverd of verstrekt), terwijl er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (drugslaboratorium, cocaïnewasserij), chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen.

Met het wetsvoorstel tot verruiming van de sluitingsbevoegdheid wordt geregeld dat de burgemeester een last onder bestuursdwang kan opleggen als in een woning of lokaal of op een erf voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs. Net als het huidige artikel 13b Opiumwet heeft de voorgestelde verruiming van artikel 13b Opiumwet alleen betrekking op overtredingen van de Opiumwet.

Bij de voorgestelde verruiming, zoals aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer van 28 juni 2016, gaat het daarbij om voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a of 11a Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

De situatie zal van dien aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld, zoals de feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maakten om het pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en hoeveelheid van de in beslag genomen stof (opslag van 2.000 liter zoutzuur in een woonwijk), de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie (een drugslaboratorium of hennepkwekerij in aanbouw) en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.

De voorgestelde verruiming geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoermiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a. De relatie van vervoer- of betaalmiddelen met het pand zal in veel gevallen te los zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen.

De voorgestelde uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid geldt evenmin als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a. Uiteraard kunnen in een pand aangetroffen vervoer- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

De verboden van de Opiumwet gelden niet alleen voor middelen als genoemd in lijst I en II, maar ook voor middelen die vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II, zijn aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid. Voorgesteld wordt om die middelen toe te voegen aan de reikwijdte van artikel 13b.

 

We houden u op de hoogte van de voortgang via deze website.